Maybe together we can get somewhere: op naar een verbindend jaar
You got a fast car
I want a ticket to anywhere
Maybe we make a deal
Maybe together we can get somewhere
Any place is better
Starting from zero got nothing to lose
Maybe we’ll make something
Me, myself, I got nothing to prove
(Tracy Chapman – Fast Car)
De afgelopen dagen schoten er al enkele ideeën door mijn hoofd om een blog over te schrijven: reflecties, boeken die mij beroerden, het jaar overlopen, de kracht en (relatieve) stilte van de natuur, het vertragen, weer een corona-jaar, groei en ontwikkeling, … en ook verbinding.
Net toen ik mijn laptop nam om te beginnen typen aan een tekst over verbinding, schalt Tracy Chapman met Fast Car door de geluidsboxen.
Hoewel het niet over snelle auto’s gaat, bedacht ik me wel hoe jaren geleden mijn leven uit een race bestond. Bijna letterlijk; de ene afspraak na de andere, snel – te snel zelfs – even naar Limburg rijden, na het werk nog minstens 5 to do’s afhaspelen, … Ik leefde én maakte plezier. De wereld lag aan mijn voeten. Vond ik.
Nu einde 2021 wil ik niet meer terug naar die tijd. Oh ja, ik koester het en mis het soms zelfs. Toch zie ik nu ook dat het een ratrace was. Een ratrace waarin de ene to do razendsnel de andere opvolgde. Het was een tijd van vooral gaan, gaan, gaan tegen 100 per uur. Minstens.
Voor mij springt nu de zin “Maybe together we can get somewhere” eruit. En toch ook: “Me, myself, I got nothing to prove.”
Waar ooit snelheid en volop leven mijn adagium was, is het nu eerder vertragen geworden. Van adagium naar adagio kan je wel zeggen.
Eind 2021 voel ik de roep om diepgaander te verbinden met mensen. Om diepgaand te verbinden moet je – naar mijn gevoel – vertragen. Stilstaan en de tijd nemen.
Door de lockdown en corona-maatregelen was er minder “wij” in ons leven. Althans in mijn beleving want hoewel er ook een “we-zitten-allemaal-in-hetzelfde-schuitje-beleving” was, voelde ik persoonlijk hoe ik meer gepusht werd om in mijn cocon te kruipen en individueler te leven. Sinds enkele maanden voelt het meer aan als een “wij-tegen-zij-maatschappij” alsof we verplicht een kamp moeten kiezen. En net dat wil ik niet. Ik houd van iedereen. Altijd al.
Ik ben zo iemand die mensen snel in haar hart sluit: klasgenoten van vroeger, (ex-)collega’s, reisgenoten, mensen waarmee ik (korte) momenten deelde, … hoe groots of hoe klein ook, voor eeuwig verankerd in mijn hart. Voor mij is dit niet meer dan normaal omdat elke ontmoeting betekenis heeft.
Kan je je inbeelden dat een kamp kiezen moeilijk is in zulke gevallen? Er is namelijk geen wit zonder zwart, geen goed zonder fout, geen collectief zonder individueel. Waarom zou ik dan een kamp moeten kiezen. Wat als we nu gewoon van nuanceverschillen zouden spreken in plaats van tegenpolen? Wat als we écht zouden luisteren naar elkaar? Echt in verbinding gaan?
Dat is wat ik mezelf toewens voor 2022: échte verbinding van hart tot hart. Het is niet een aantal Facebookvrienden of het aantal likes op social media wat telt. Het gaat er niet om met hoeveel verschillende mensen ik kan afspreken maar om de diepgang van gesprekken die ik kan voeren, het kunnen delen van een lach en een traan of zelfs veel tranen als dat nodig is. Het gaat om de spreekwoordelijke ui te kunnen afpellen en de naakte kern te mogen en kunnen tonen. In de vergelijking kom en zwaard, wens ik meer kom toe dan zwaard. Zwaard is er precies al voldoende geweest, laten we nu terug inzetten op het zachte, het dragende, het verbindende: de kom.
Maybe togheter we can get somewhere want verbinding doe je niet alleen maar met meerderen. Ik hoef me niet te bewijzen; ik hoef geen kamp te kiezen. Ik wil gewoon zijn, zijn in het hier en nu. Zijn van hart tot hart.
Ik wens je een verbindend 2022 toe!
0 reacties